Door Guy Van Sinoy
Sinds de Spaanse voetbalploeg Euro 2012
heeft gewonnen, leeft mijn Spaanse buurman op een wolkje. Niet alleen doet hij
zijn rood-gouden sjaal niet meer af, meer nog , hij bekijkt de actualiteit
doorheen een Spaanse voetbalploegbril. Deze morgen bladerde hij door zijn krant
terwijl hij aan zijn café con leche slurpte op het terras van de bar hier om de
hoek, en wierp hij mij toe: “Dus als de vakbonden over de index gaan onderhandelen doen ze er
goed aan enkele Iniesta’s en enkele Fabregas in hun ploeg te hebben, zo niet gaan de
vakbonden 4 doelpunten incasseren zoals de Italiaanse ploeg!”
Een defensieve taktiek leidt tot
nederlagen
Helemaal gelijk heeft mijn Spaanse buur
niet. Want in vakbondsonderhandelingen is het niet van belang vedetten te
hebben. Maar hij heeft ook niet helemaal ongelijk. Want
zowel in voetbal als in vakbondsonderhandelingen, moet men een aanvallende taktiek hebbenals
men wil winnen. Als je defensief speelt, of het nu in voetbal of in
onderhandelingen is, dan stel je je enkel tot doel de schade zoveel mogelijk te
beperken. Niet om te winnen. Je gaat dan naar huis, verslagen met een score van
1-0 of 2-0, en zegt “dat je erger hebt vermeden”, m.a.w., je hebt niet met 4-0 of 5-0 verloren.
Dat is wat gebeurde met het laatste interprofessioneel
akkoord (IPA) van 2011-2012, waar de patroons naar de onderhandelingen zijn
gekomen met hun eigen eisenbundel, en waar de vakbonden verslagen zijn door
zich terug te trekken in een poging “de schade te beperken”. Het resultaat: het ontwerpakkoord resulteerde in een
loonsverhoging van 0,3% (op 2 jaar!), oftewel: bijna niets. Kortom, het was
4-0. Het ACV heeft getekend (ondanks verzet van de bediendencentrales CNE en
LBC) terwijl het ABVV en het ACLVB het IPA verwierpen. Maar ondertussen wordt
het akkoord in zijn geheel opgelegd aan de werknemers in de privésector.
De loonnorm: vuil spel!
Laten we van deze kleine herinnering aan
het lamentabele IPA 2011-2012 profiteren om een lans te breken tegen deze
fameuze loonnorm.
De huidige procedure die moet uitmonden op
de vastlegging van de loonnorm voorziet dat de Centrale Raad voor het
bedrijfsleven elke twee jaar in de herfst, voor het begin van de
onderhandelingen met het oog op een nieuw IPA, een technisch rapport opstelt
over de maximale beschikbare marges i.v.m. de evolutie van de loonkost in
nominale begrippen, en dit op basis van de verwachte evolutie in de
referentiebuurlanden, dus Duitsland, Frankrijk en Nederland. Op basis van dit
technisch rapport komen de sociale onderhandelaars een loonnorm overeen, in het
kader van het IPA, die de maximale marges vastlegt voor de evolutie van de
loonkost.
De marge omvat altijd op zijn minst de index en de baremieke verhogingen. De som van de indexatie, de baremieke verhogingen en de onderhandelde loonsverhogingen op verschillende niveaus, mag de maximale marge voor de “gemiddelde” loonkost niet overschrijden in nominale termen per uitbetaalde werknemer in fulltime equivalent, in overeenstemming met de evolutie van conventionele arbeidsduur. De eerbiediging voor de marge komt op die manier tot stand op basis van een berekening van de loonkost per gepresteerd uur. Wat dus meetelt is het bruto loon.
Maar verdorie: het is enkel het bruto loon
dat meetelt voor de loonkost. Daarnaast is er ook de patronale sociale
bijdrage! Daarom dat wanneer een werkgever een loontrekkende aanneemt, hij
steeds het volgende stelt: « Dat kost me zoveel: bruto loon + sociale
lasten ». Maar al jaren stopt de Belgische regering niet met de patronale
sociale bijdragen te verlagen (meer dan 10 miljard € per jaar!). Deze patronale
bijdrageverminderingen aan de sociale zekerheid (in patronale taal « sociale
lasten » genoemd) zijn niet enkel pure diefstal, maar zij tellen ook niet
mee in de berekening van de loonnorm en betekenen dus gewoonweg een kunstgreep
van deze norm!
Di Rupo wil de syndikale leiding paaien
Op dit moment consulteert Di Rupo de
sociale partners om een “relanceplan” voor te bereiden. Hij wil in ruil voor het in de economie pompen
van enkele honderden miljoenen euro's het engagement van de syndikale leidingen
zich een low profile aan te meten tijdens de onderhandelingen voor een volgend
IPA. Onderhandelingen die van start gaan op het einde van de herfst 2012. Voor
alle syndicale afgevaardigden en militanten die een beetje nadenken, gaat nu
een oranje knipperlicht aan.
Te meer daar de eerste stellingnames van
het ABVV en het ACV eerder lauw zijn. Eigenlijk stellen de twee grote vakbonden
dat het plan van de regering zich zou moeten baseren op de volgende krachtlijnen:
”versterking
van de koopkracht (automatische loonsindexering, welzijnskoppeling van de
sociale uitkeringen, een striktere controle van de evolutie van de prijzen);een
rechtvaardiger fiscaliteit; een echte werkgelegenheidspolitiek, met kwaliteitsjobs
en betere jobkansen, meer bepaald voor oudere werknemers; werkervaringsgarantie
en vorming voor niet gekwalificeerde jongeren, met het perspectief op een
duurzame job in het vooruitzicht; geen verlenging of flexibilisering van de
arbeidstijd; strategische openbare investeringen (hernieuwbare energie,
mobiliteit, diensten); beter bestemming van openbare middelen; structurele
verbetering van de competitiviteit (innovatie, onderzoek & ontwikkeling,
vorming)”.
Dit is een defensieve houding want men stelt
zich tevreden met te stellen dat de aanvallen tegen de loontrekkenden niet
verder mogen gaan, maar er is niet de minste eis om wat verloren ging, terug te
nemen.
De liberale vakbond denkt wat haar betreft,
“dat men beter
een klimaat van vertrouwen zou scheppen en jobs zou creëren, met een echte
sociale visie”. Zij zeggen dit zonder te lachen! Voor het ACLVB zijn de twee
prioriteiten:”de binnenlandse vraag stimuleren (behoud van de index, verhoging van
het minimumloon, energiebesparing) en het herstel van de competitiviteit van de
bedrijven (door vorming en innovatie te stimuleren)”.
Bemerk goed dat geen enkele van de drie
vakbonden de verhoging van de lonen eist (wat logisch zou zijn als men de
koopkracht wil verhogen). Het ACV en het ABVV beperken zich er toe om een
opwaardering van de sociale uitkeringen te vragen (“welzijnskoppeling”). Het ACLVB
beperkt zich tot de vraag het minimumloon te verhogen. Terwijl de
onderhandelingen nog niet zijn begonnen, hebben de syndikale leidingen al een
laag profiel aangenomen. Eerlijk gezegd, als men zich beperkt tot een
opwaardering van de sociale uitkeringen en het minimumloon, dan zullen de lage
inkomens zeker iets verbeteren: ze zullen van de Lidl naar de Aldi kunnen gaan
(of omgekeerd!). Maar dit staat mijlenver af van het ambitieuze project voor “economische
relance”.
Een nieuw offensief tegen de index
Het Verbond van Belgische Ondernemingen
(VBO) heeft van zijn kant kleur bekend :“de concurrentiepositie van de
ondernemingen versterken (de loonkost en de energiekost beteugelen,
modernisering van het recht op arbeid, vermindering van administratieve
formaliteiten) en inovatiecapaciteit, competenties en internationaal
ondernemerschap verhogen.” Vertaald in gewone mensentaal: de lonen blokkeren, bekomen van
nieuwe sociale bijdrageverminderingen, nog meer ontmantelen van de
arbeidsreglementering om de flexibiliteit te laten toenemen, nieuwe fiscale
geschenken aan de patroons.
En net dit moment kiest Luc Coene,
gouverneur van de Nationale Bank (oud-medewerker van het IMF en liberaal
ex-senator, en kabinetschef onder Guy Verhofstadt) uit om een nieuwe “studie” te
presenteren over een hervorming van de index met meerdere mogelijke scenario's:
berekening van de index in centen in plaats va, procenten, afschaffing van de
indexering voor de hoogste lonen, een aantal levensnoodzakelijke producten uit
de indexkorf lichten (stookolie, gas, electriciteit).
We herinneren er aan dat de huidige index
al onderhevig is geweest aan een reeks schandalige prutserijen. In de jaren
'80, onder de regering Martens-Gol (CVP-PVV), hebben we twee indexsprongen
gehad (die we vandaag nog steeds betalen). In 1994 werd de gezondheidsindex
ingevoerd (neutralisering van de prijs van alcohol, tabak, benzine, diesel),
alsook de afgevlakte index (het gemiddelde van de gezondheidsindex van de vier
afgelopen maanden) om op die manier de aanpassing van de lonen en de
uitkeringen aan de levensduurte uit te stellen.
Men moet er rekening mee houden dat in de
huidige sociale omstandigheden (een bijna volledige blokkering van de lonen
door het laatste IPA, flexibiliteit en groeiende onzekerheid van de verloningsvoorwaarden, massale
werkloosheid, toenemende achteruitgang van de werkloosheidsvergoedingen, te
lage wettelijke pensioenen), in het geval van een nieuwe aantasting van de
index de meeste zwakke uitkeringen deze keer van de Lidl of de Aldi bijna
rechtstreeks naar de voedselbank zullen moeten gaan!
In de schoot van de regering Di Rupo zijn
de meningen over de index op dit moment verdeeld. Het meest agressief is Open
VLD. De partij die het meest er tegen gekant is, in woorden toch, dat men aan
de index raakt is de PS. Zij weet immers zeer goed dat de index een sociale
verworvenheid is waar een belangrijk deel van haar electoraat aan gehecht
blijft. De omvang van de verkiezingsnederlaag van PASOK in Griekenland heeft
wel degelijk indruk gemaakt op de hoofdkwartieren van de sociaaldemokraten in
Europa...
Maar de burgerij houdt zich niet bezig met
de electorale geestestoestand van de PS. Zij is
vastbesloten om een einde te stellen aan de index, die ze als een Belgische
anomalie beschouwt in vergelijking met andere Europese landen (Luxemburg
terzijde gelaten waar de index ook nog bestaat).
Gerichte vergelijkingen
Merken we op dat de burgerij zeer nauwgezet
de thema's uitkiest alvorens zij de bestaande situatie in België vergelijkt met
die van andere landen. Zij wijst de index met de vinger, maar zwijgt in alle
talen over andere materies die trouwens
ten zeerste aan te bevelen zijn om te vergelijken.
De wettelijk pensioenleeftijd bijvoorbeeld
ligt in België op 65 jaar voor mannen en vrouwen (vroeger lag die op 60 jaar
voor de vrouwen), terwijl de pensioenleeftijd in Frankrijk op 60 jaar lag en
stelselmatig verhoogd zal worden tot 62 jaar als gevolg van de
contra-hervormingen die door Sarkozy werden ingevoerd.
Een vermogensbelasting bestaat niet in
België, terwijl die wel wordt toegepast bij onze Franse buren. De
belastingscontrole in België botst vaak op het bankgeheim, terwijl in Frankrijk
de belastingscontroleurs toegang hebben tot bankgegevens van de belastingsplichtigen.
Noteer ook dat in België, bij een ten onrechte ontslagen vakbondsafgevaardigde,
de rechtbanken nooit de herintegratie opleggen, terwijl dit in Frankrijk wel de
regel is.
Vergelijkbare zaken selectief uitkiezen om de publieke opinie te beïnvloeden
en te manipuleren is blijkbaar een systematisch gebruikte methode door de
patronale studiebureaus.
ACV: voorstander van een daling van de
patronale sociale bijdragen
Op 26 juni verspreidde het ACV, als reactie
op de verklaringen van Luc Coene, een verklaring waarin zij zeer terecht stelt
tegen elke aantasting van de indexering van lonen en sociale uitkeringen te
zijn.
Maar men wordt stil als men de volgende
argumentatie leest: “Er bestaat een zeer goede oplossing om de competitiviteit van gevoelige sectoren te verbeteren tov de
concurrentie: op een doeltreffende en billijke de sociale lasten verminderen,
door het verlies aan inkomsten te compenseren door meer rechtvaardige bijdrage
op de andere groepen van inkomens. Eigenlijk zijn het niet de lonen die te hoog
zijn maar het zijn de loonlasten en dat komt omdat andere inkomsten niet op een
correcte manier bijdragen. Het ACV pleit dus niet voor een verhoging maar wel
voor een meer rechtvaardige verdeling van de fiscale lasten. Het ACV verwijst
opnieuw naar de relancevoorstellen die het begin van de week heeft
geformuleerd.”
Anders gezegd, het ACV spreekt zich uit
voor een vermindering van de patronale sociale bijdragen aan de sociale
zekerheid, en dit door de verwarring tussen belastingen en sociale uitkeringen
volledig te behouden. Maar de bijdragen aan de sociale zekerheid zijn indirect
loon. Trouwens, het beheer van de kassen van de sociale zekerheid zouxclusief
in de handen moeten zijn van de werknemers en hun organisaties (vakbonden,
mutualiteiten) en niet het voorwerp uitmaken van een tripartite beheer
(werkgevers, regeringen, vakbonden).
De houding van het ACV is onaanvaardbaar:
ze leidt immers regelrecht naar het leegmaken van de kassen van de sociale
zekerheid en verschuift het indirect loon naar de belastingbetalers, t.t.z.
naar de werkende klasse. De inkomsten van loontrekkenden worden belast tot de
laatste cent, terwijl zelfstandigen en bedrijven enkel belast worden op hun
aangegeven inkomsten.
ABVV: “Hoe de competitiviteit verbeteren?”
Gelukkig heeft het ABVV niet dezelfde
positie ingenomen als het ACV wat betreft de sociale bijdrageverminderingen aan
de sociale zekerheid. Maar net zoals het ACV zinkt het ABVV weg in het
moerassige terrein van de competitiviteit. Het is een moerassig terrein omdat
de competitiviteit verdedigen, de dood betekent van de collectieve verdediging
van de werknemers en van de arbeidswetgeving.
Heel de strijd van de arbeidersbeweging,
sinds het begin van het kapitalisme, bestaat uit een strijd voor de onttrekking
van de verkoop van de arbeidskracht (de lonen) aan de wetten van de
kapitalistische jungle, en aan de marktwetten die er er voor zorgen dat de
werknemers tegen elkaar worden opgezet, door de concurrentie tussen de
loontrekkenden te laten spelen en zo de lonen naar beneden te trekken.
Proberen de “kapitalistische economie te
herlanceren” door “de competitiviteit te verbeteren” komt voor
een vakbondsorganisatie neer kwakzalver te spelen om te proberen een ziek
kapitalisme weer vlot te trekken. Dit is een zelfmoordpoging op het vlak van
syndicale strategie.
De aanvaarding van de loonnorm tijdens de
voorbije interprofessionele akkoorden heeft dit voldoende aangetoond. In plaats
van een springplank te zijn voor sociale vooruitgang, is het IPA omgevormd in
een keurslijf voor de sterke syndicale sectoren.
De vinger in het raderwerk van de
competitiviteit steken is op termijn aanvaarden dat de lonen en
arbeidsomstandigheden op de minst voordelige situatie worden gelijkgesteld. Het
is niet onmogelijk dat het VBO een dezer de competitiviteit inroept om het
einde van het interprofessioneel minimumloon te bepleiten want dit bestaat niet
in Duitsland b.v.
Nood aan een nieuwe koers!
De grote zwakheid vandaag van de syndicale
beweging in België komt niet door een gebrek aan gekwalificeerde technici
(economisten, statistici, juristen, enz.). Haat grote zwakte is dat zij geen
ideologisch kompas heeft en haar karretje aanhaakt aan de burgerlijke
economische parameters.
Na de Eerste Wereldoorlog, toen de
Belgische bourgeoisie instemde met de achturendag zonder loonsverlies op
weekvlak, stelde niemand in de vakbonden zich de vraag te weten of dit “competitief” was.
Geconfronteerd met de omverwerping van het kapitalistisch regime in Rusland en
de onstuimige opgang van de revolutie in Duitsland, wou de burgerij het
belangrijkste redden: haar politieke hegemonie in West Europa behouden, zelfs
ten koste van (in haar ogen) buitensporige toegevingen: achturendag, algemeen
stemrecht, schrapping van artikels in het strafwetboek die stakingen
criminaliseerden, indexering van lonen en uitkeringen.
In juni 1936, toen de arbeiders in
Frankrijk en België, door staking, het recht op betaalde veakntie afdwongen,
was er niemand die zich de vraag stelde of dit “competitief” was. Uiteraard konden de patroons
toen zich niet inbeelden dat men
werknemers moest gaan betalen die niet werkten, zelfs gedurende een week. Maar
tijdens al deze grote gevechten, waarin de vakbeweging belangrijke
overwinningen behaalde, was de krachtsverhouding tussen de sociale klassen
beslissend. Niet de “competitiviteit” noch de “relance van de economie”, noch eender welk ander kapitalistisch lokmiddel.
“Ja maar, dit gaat de patroons niet behagen”, gaan sommigen zeggen, “ en trouwens
zij zijn er niet mee akkoord”. Natuurlijk, geen enkele baas zal met plezier antikapitalistische
maatregelen aanvaarden, enkel een doortastende strijd met concrete
doelstellingen die beantwoorden aan de onmiddellijke objectieve noden van de
werkenden, zal de bourgeoisie dwingen tot toegevingen. Bijvoorbeeld rond de eis
van arbeidsduurvermindering tot 32 uur zonder loonverlies en met verplichte
compenserende aanwervingen om zo de werkloosheid aan te pakken...
De wereld van de arbeid heeft vandaag nood
aan een kompas, een programma met antikapitalistische hervormingen zoals dat
door het ABVV werd aangenomen in de jaren '50.
Een actueel programma, aangevuld met
ecologische, democratische, feministische en antiracistische eisen. Dit is niet
enkel nodig voor de werkende bevolking, de loontrekkenden, maar eveneens voor
het behoud van de planeet. Wat dit betreft illustreren de woedende reacties van
Electrabel op de sluiting van de kerncentrales de actualiteit van bepaalde
eisen uit het programma van het ABVV van de jaren '50: de nationalisering
zonder schadeloosstelling van de productie en distributie van energie.
Op dit moment zijn we zover nog niet, en de
agentschappen van de burgerij die de index verwensen “zetten banderilla's” (de pinnen
van de toreador) zoals mijn Spaanse vriend zegt als hij niet over voetbal
spreekt.
Maar de ideologische herbewapening rond een
antikapitalistisch programma is onontbeerlijk. Zonder dit programma riskeert de
vakbeweging, die in ons land nog steeds heel wat leden heeft, en die nog steeds
een dam opwerpt tegen de kapitalistische barbarij, af te glijden tot louter dienstbetoon , nog juist goed om
pleisters te verdelen om de slachtoffers van de winsthonger te verzorgen.